De huidige Minister van Justitie heeft enkele maanden geleden zijn hervormingsplan voor justitie voorgesteld in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
De hervormingen hebben in zeer belangrijke mate betrekking op het strafrecht. Het plan beslaat 135 bladzijden en dient eerder gezien als een optekening van de globale visie van de huidige minister op justitie.
Dit plan uitvoeren binnen één legislatuur is onmogelijk. Dat onze Minister zich hiervan bewust is blijkt impliciet uit de begeleidende uitspraak van Eisenhower die hij meegeeft ; “ No battle was ever won according to plan, but no battle was ever won without one”.
Haast geen enkel onderdeel van het strafrecht blijft onbesproken. Van een hervorming van het geraamte van het strafrecht m.n. de indeling van de straffen, over een beperking van de duurtijd van de voorlopige hechtenis, naar een grotere beleidsvrijheid voor de rechter in de toepassing van straffen. Ook de procedurefouten ( weeral ) , het Hof van Assisen en ook de strafuitvoering komen er in voor. Je kan je dan ook de vraag stellen of dit plan als ambitieus of utopisch oftewel als beiden moet worden omschreven ?
De ervaring leert dat wijzigingen aanbrengen in strafprocedure niet zelden ontwrichtend werkt. Ons strafrechtsysteem is gebaseerd op langdurig gevonden evenwichten. De rechtspraktijk kneedt de letter van de wet vaak tot een werkbaar instrument dat tot maximale rechtszekerheid leidt en dit in het licht van de totaliteit van de regelgeving . Punctuele wijzigingen aanbrengen in zgn. pot pourri wetgeving werkt vergiftigend en maakt iedere coherentie zoek. Neem nu recent de invoering van het elektronisch toezicht in de fase van de voorlopige hechtenis. Prima idee. Aanvankelijk stond de magistratuur kritisch t.a.v. deze nieuwe modaliteit gezien ze strijdig leek met de natuur van voorlopige hechtenis m.n. een gevangenneming volstrekt noodzakelijk voor de openbare veiligheid en ongestoord gerechtelijk onderzoek te kunnen voeren. Het aantal toepassingen bleef beperkt. Gaandeweg werden er toch toepassingen gemaakt doch de wet voorzag niet dat elektronische bewaking mocht gecombineerd worden met andere detentievervangende maatregelen zoals bijv. begeleiding etc…. Inmiddels zien wij dat, gezien de wet de combinatiemogelijkheid ook niet uitdrukkelijk uitsluit, men de elektronische bewaking toch samen oplegt met andere voorwaarden. Dit voorbeeld toont aan hoe de implementatie van een wetswijziging, hoe klein ze ook is, in de praktijk tot problemen leidt.
Reeds enige tijd geleden voerde de wetgever de probatie in als autonome straf. De wet trad in werking op 1.12.2014 doch werd de inwerkingtreding werd uitgesteld gezien de wetgever er geen rekening mee had gehouden dat de organisatie binnen de justitiehuizen, overgebracht naar het Vlaamse niveau, niet kon instaan voor de uitvoering van deze nieuwe sanctie. Nieuwe datum is 1.12.2015. Wij zijn benieuwd.
Verdient het geen aanbeveling eindelijk bepaalde belangrijke hervormingen uit het verleden uit te voeren die tot dusver dode letter bleven ? De Minister plant nu verregaande hervormingen in de strafuitvoering. Evenwel, sedert 2007 is de basiswet reeds van kracht die de rechtspositie van de gedetineerden regelt. Tal van voorschriften opgenomen in die wet zijn bijna 10 jaar later nog steeds niet van toepassing gezien ze nooit tot uitvoering werden gebracht bij gebreke aan uitvoeringsbesluiten. Hierdoor heeft de gedetineerde nog steeds geen recht op o.m. de geneesheer van zijn keuze of eigen kledij.
Hetzelfde geldt voor de wet van 17.05.2006 op de externe rechtspositie van veroordeelden. Tal van uitvoeringsbesluiten ontbreken.
Moet het geen prioriteit zijn om de bestaande wetten in werking te stellen, er zorg voor te dragen dat de nodige middelen worden vrijgemaakt opdat die wetten worden toegepast eerder dan nu het zoveelste masterplan op de rails te zetten dat dan allicht opnieuw deels onuitgevoerd blijft ?
Recente hervormingen zoals de nieuwe familierechtbanken en de bevoegdheidsuitbreiding van de rechtbanken van Koophandel gebeurden zonder enige visie of overleg. Gevolg is een overbelasting van de rechtbanken van Koophandel en afslanking van de vredegerechten. Was de Vrederechter niet van nature bij uitstek geschikt om dringende en voorlopige maatregelen te nemen bij echtelijke moeilijkheden ? Resultaat is dat de familie- en handelsrechtbanken kreunen onder de werklast en er te weinig zaken lijken te zijn bij de vrederechter. De wachttijden voor de aflevering van expedities van vonnissen zijn veel te lang en de doorlooptijd van dossiers voor de familierechtbank zijn dramatisch.
Essentie is dat men justitie afbouwt uit budgettaire overwegingen. De toegang tot de rechter wordt duurder en de burger wordt ontmoedigd de rechter aan te spreken. Er zijn te weinig griffiers en ander ondersteunend personeel zodat rechtszittingen soms gewoonweg niet doorgaan. Dit alles is niet stimulerend voor de magistratuur die lokaal kreunt onder een hoge graad van absenteïsme. Op 2 april 2015 was ik er op de correctionele rechtbank te Brussel getuige van hoe een ervaren rechter ter zitting prompt ontslag nam uit haar functie, nadat ze eerst nog een vonnis uitsprak van 400 bladzijden in een groot corruptiedossier na 24 zittingsdagen, stellende dat ze als rechter niet meer wil meedoen bij gebreke van mensen en middelen. De hervormingen doorgevoerd door de vorige en huidige minister zijn niet meer of minder dan besparingen. Spijtig te moeten vaststellen dat het slecht werkt. Een malaise noemt men zoiets. Een zeer gevaarlijke vaststelling voor een democratische rechtsstaat. Het is onze plicht dit onder de aandacht te brengen.
Jan Swennen