Bij wet van 21 december 2017 werd de drempel voor het uitspreken van een onmiddellijke aanhouding verhoogd van 1 jaar tot 3 jaar.
Voorheen kon een persoon die werd veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van 1 jaar of zwaarder zonder uitstel, op het moment van de uitspraak en niettegenstaande een eventueel rechtsmiddel tegen deze veroordeling onmiddellijk ter zitting worden aangehouden wanneer te vrezen viel dat deze persoon zich aan de uitvoering van de straf zou pogen te onttrekken.
Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet op 21 januari 2018, is zulks slechts mogelijk indien een hoofdgevangenisstraf wordt uitgesproken van 3 jaar of zwaarder zonder uitstel, behalve voor terroristische misdrijven en zedendelicten.
Deze drempelverhoging is ingegeven door de vaststelling dat in vele gevallen, vaak na verzet, de straf herleid wordt waardoor deze minder dan één jaar bedraagt of bijvoorbeeld wordt omgezet in een autonome werkstraf of een vrijheidsstraf met (probatie)uitstel. In zulke gevallen is een onmiddellijke aanhouding met alle familiale, sociale en professionele gevolgen van dien niet wenselijk.
Voor terroristische misdrijven en zedendelicten blijft de vorige drempel gelden. In die gevallen is de onmiddellijke aanhouding nog steeds mogelijk bij een veroordeling tot een effectieve hoofdgevangenisstraf van 1 jaar of zwaarder.